halsstarrig
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: halsstarrig (hulp, bestand)
Woordafbreking
- hals·star·rig
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘hardnekkig’ voor het eerst aangetroffen in 1542 [1]
- Samenstellende afleiding van hals en star met het achtervoegsel -ig [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | halsstarrig | halsstarriger | halsstarrigst |
verbogen | halsstarrige | halsstarrigere | halsstarrigste |
partitief | halsstarrigs | halsstarrigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
halsstarrig
- koppig en onredelijk vasthoudend aan een standpunt
- Hij verwijt het bestuur een halsstarrige opstelling.
- De halsstarrige weigering om mee te werken zet kwaad bloed.
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord halsstarrig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "halsstarrig" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ "halsstarrig" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ halsstarrig op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be