eigengereid
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: eigengereid (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ei·gen·ge·reid
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van eigen en gereid [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | eigengereid | eigengereider | eigengereidst |
verbogen | eigengereide | eigengereidere | eigengereidste |
partitief | eigengereids | eigengereiders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
eigengereid [2]
- (pejoratief) eigenwijs
- De soevereiniteit die zij nastreven betekent geen dictaten uit Brussel meer, maar ook geen eigengereid handelen vanuit Threadneedle Street, het adres van de Bank van Engeland.[3]
- zelfgemaakt
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord eigengereid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "eigengereid" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ eigengereid op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Melle Garschagen 31 oktober 2016 NRC
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be