scramblen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van scramblen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		scramblen			te scramblen
	toekomend		zullen scramblen			te zullen scramblen
voltooid	tegenwoordig		gescrambled			te gescrambled
	toekomend		gescrambled zullen			gescrambled te zullen
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	scramblend		gescrambled			ev. scramble	mv. verouderd scramblet	scramble
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	scramble	scramblet	scramblet	scramblet	scramblet	scramblen	scramblen	scramblen
verleden (o.v.t.)	scramblede	scramblede	scramblede	scramblede	scramblede	scrambleden	scrambleden	scrambleden
toekomend (o.t.t.t.)	zal scramblen	zult/zal scramblen	zult/zal scramblen	zult scramblen	zal scramblen	zullen scramblen	zullen scramblen	zullen scramblen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou scramblen	zou scramblen	zou(dt) scramblen	zoudt scramblen	zou scramblen	zouden scramblen	zouden scramblen	zouden scramblen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij