schteealt

Uit WikiWoordenboek

Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • schtee·alt
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
schteealt - - - - - -
Sterke verbuiging [1] mannelijk
enkelvoud
vrouwelijk
enkelvoud
onzijdig
enkelvoud
meervoud
nominatief schteealder schteealdi schteealt schteealde
datief schteealdem schteealder schteealdem schteealde
accusatief schteealder schteealdi schteealt schteealde
zwakke verbuiging [2] mannelijk
enkelvoud
vrouwelijk
enkelvoud
onzijdig
enkelvoud
meervoud
nominatief schteealt schteealt schteealt schteealde
datief schteealde schteealde schteealde schteealde
accusatief schteealt schteealt schteealt schteealde
Gemengde verbuiging [3] mannelijk
enkelvoud
vrouwelijk
enkelvoud
onzijdig
enkelvoud
meervoud
nominatief schteealder schteealdi schteealt schteealde
datief schteealde schteealde schteealde schteealde
accusatief schteealder schteealdi schteealt schteealde

Bijvoeglijk naamwoord

schteealt

  1. oeroud, stokoud
Schrijfwijzen
Opmerkingen

Bijvoeglijk naamwoord

schteealt

  1. onbepaald (zonder lidwoord) nominatief en accusatief onzijdig enkelvoud stellende trap van schteealt

schteealt

  1. bepaald nominatief en accusatief enkelvoud stellende trap van schteealt

schteealt

  1. onbepaald nominatief en accusatief onzijdig enkelvoud stellende trap van schteealt

Verwijzingen

  1. zonder lidwoord
  2. met bepaald lidwoord
  3. met onbepaald lidwoord: ein, kein, mein, dein, sein, ihr (v, enk), unser, euer, ihr (mv), Ihr