schteealder
Pennsylvania-Duits
Uitspraak
Woordafbreking
- schtee·al·der
Bijvoeglijk naamwoord
schteealder
- onbepaald (zonder lidwoord) nominatief en accusatief mannelijk enkelvoud stellende trap van schteealt
schteealder
schteealder
- onbepaald nominatief en accusatief mannelijk enkelvoud stellende trap van schteealt