referee

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

1. De referee (midden) houdt na een bokswedstrijd de vuist van de winnende bokser omhoog.
Uitspraak
Woordafbreking
  • re·fe·ree
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord referee referees
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de refereem

  1. (sport) persoon die bewaakt dat deelnemers aan een wedstrijd zich aan de spelregels houden
    • Luinge, de blunderkoning van het scheidsrechterscorps, voelde de situatie niet aan, volgde de letter van de wet en maakte met zijn ingreep de resterende speeltijd tot een farce. Nog geen dertig seconden na het incident ging de referee andermaal in de fout; hij stond Litmanen toe de vrije schop te nemen en ontdekte pas dat Van der Linden het veld nog niet had verlaten, toen de bal voor de derde maal in het duel de doellijn had gepasseerd. [3]
Synoniemen

Gangbaarheid

63 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
referee referees

Zelfstandig naamwoord

referee

  1. (sport) (beroep) scheidsrechter