samenlezen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van samenlezen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		samenlezen			samen te lezen
	toekomend		zullen samenlezen samen zullen lezen			te zullen samenlezen samen te zullen lezen
voltooid	tegenwoordig		samengelezen			te samengelezen
	toekomend		samengelezen zullen			samengelezen te zullen
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	samenlezend		samengelezen			ev. lees samen	mv. verouderd leest samen	leze samen (bijzin) samenleze
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	lees samen	leest samen	leest samen	leest samen	leest samen	lezen samen	lezen samen	lezen samen
verleden (o.v.t.)	las samen	las samen	las samen	laast samen	las samen	lazen samen	lazen samen	lazen samen
toekomend (o.t.t.t.)	zal samenlezen	zult/zal samenlezen	zult/zal samenlezen	zult samenlezen	zal samenlezen	zullen samenlezen	zullen samenlezen	zullen samenlezen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou samenlezen	zou samenlezen	zou(dt) samenlezen	zoudt samenlezen	zou samenlezen	zouden samenlezen	zouden samenlezen	zouden samenlezen
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	samenlees	samenleest	samenleest	samenleest	samenleest	samenlezen	samenlezen	samenlezen
verleden (o.v.t.)	samenlas	samenlas	samenlas	samenlaast	samenlas	samenlazen	samenlazen	samenlazen
toekomend (o.t.t.t.)	zal samenlezen samen zal lezen	zult/zal samenlezen samen zult/zal lezen	zult/zal samenlezen samen zult/zal lezen	zult samenlezen samen zult lezen	zal samenlezen samen zal lezen	zullen samenlezen samen zullen lezen	zullen samenlezen samen zullen lezen	zullen samenlezen samen zullen lezen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou samenlezen samen zou lezen	zou samenlezen samen zou lezen	zou(dt) samenlezen samen zou(dt) lezen	zoudt samenlezen samen zoudt lezen	zou samenlezen samen zou lezen	zouden samenlezen samen zouden lezen	zouden samenlezen samen zouden lezen	zouden samenlezen samen zouden lezen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij