Naar inhoud springen

rende

Uit WikiWoordenboek
  • ren·de
vervoeging van
rennen

rende

  1. enkelvoud verleden tijd van rennen
    • Ik rende. 
    • Jij rende. 
    • Hij, zij, het rende. 
     Gespannen rende ik naar de enige beschutte plek op de bergtop, een kleine berghut.[1]
     Hij rende terug om dit aan Van Hofwegen te melden.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Teuntje de Haan
    “Een muur van water” (2018), Em. Querido's Uitgeverij op Wikipedia, ISBN 9789021409375


vervoeging van
rendre

rende

  1. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van rendre


  • ren·de
enkelvoud meervoud
nominatief   rende     rendeler  
genitief   rendenin     rendelerin  
datief   rendeye     rendelere  
accusatief   rendeyi     rendeleri  
locatief   rendede     rendelerde  
ablatief   rendeden     rendelerden  

rende

  1. (gereedschap) schaaf
  2. rasp (keukengereedschap)