rebus

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·bus
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘figuurraadsel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1832 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord rebus rebussen
verkleinwoord rebusje rebusjes

Zelfstandig naamwoord

de rebusm

  1. beeldraadsel
Anagrammen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Deens

Zelfstandig naamwoord

rebus

  1. rebus

Verwijzingen


Engels

Zelfstandig naamwoord

rebus

  1. rebus
Anagrammen


Italiaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·bus

Zelfstandig naamwoord

rebus

  1. rebus
  2. (figuurlijk) raadsel, mysterie, enigma


Pools

Zelfstandig naamwoord

rebus

  1. rebus