raadsel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • raad·sel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord raadsel raadselen
raadsels
verkleinwoord raadseltje raadseltjes

Zelfstandig naamwoord

het raadselo

  1. iets waarnaar men moet raden; iets waarvan de betekenis niet helemaal duidelijk is
    • Wat er precies gebeurd is, blijft een raadsel. 
     `Onze gasten kunnen gerust slapen in de wetenschap dat hun vertrekken duchtig worden bewaakt; zei Montebello. `Om zich toegang te verschaffen tot de bovenverdiepingen dient men te passeren tussen de hybride verschijningsvorm van de angst en het verraderlijk spinnende poesje dat voor raadselen stelt, die respectievelijk staan voor het weinig realistische zelfbeeld van de man en het wezen van de vrouw, als u het mij toestaat u te amuseren met mijn dilettantisme op het gebied van de symboliek.[2]
Hyponiemen

beeldraadsel, figuurraadsel, kruiswoordraadsel, lettergreepraadsel, ontraadselen, wereldraadsel, woordraadsel

Afgeleide begrippen

ontraadselen raadselachtig, raadselachtigheid, raadselrijm, raadselspel,

Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen