printer
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: printer (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈprɪntər/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈprɪntər/
Woordafbreking
- prin·ter
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘drukapparaat’ voor het eerst aangetroffen in 1969 [1]
- van het Engels, Naamwoord van handeling van printen met het achtervoegsel -er [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | printer | printers |
verkleinwoord | printertje | printertjes |
Zelfstandig naamwoord
printer m
- (informatica) toestel om gegevens af te drukken onder andere op papier
- De printer was aangesloten op de computer en kon gebruikt worden.
- randapparatuur van een printer (1)
Afgeleide begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. toestel om gegevens af te drukken onder andere op papier.
|
|
Gangbaarheid
- Het woord printer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "printer" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "printer" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ printer op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -er in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Informatica in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %