posel

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  posel    (hulp, bestand)
• IPA: /'posəl/
• Sofeer: posəl

Woordafbreking

• po·sel

Woordherkomst en -opbouw

• Herkomst: Jiddisj

Bijvoeglijk naamwoord

posel

1. (Jiddisch-Hebreeuws) ondeugdelijk, ritueel ongeschikt

Verwante begrippen

• Hebreeuws: pasoel

Gangbaarheid

• Het woord 'posel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Tsjechisch

Uitspraak

• IPA: /pɔsɛl/

Woordafbreking

• po·sel

Zelfstandig naamwoord

posel mbezield

1. bode, koerier

Verbuiging

		enkelvoud	meervoud
nominatief		posel	poslové
genitief		posla	poslů
datief	korte vorm	poslu	poslům
	lange vorm	poslovi
accusatief		posla	posly
vocatief		posle	poslové
locatief	korte vorm	poslu	poslech
	lange vorm	poslovi
instrumentalis		poslem	posly

Synoniemen

• kurýr mbezield

Afgeleide begrippen

• poselkyně v
• poslíček mbezield

Verwante begrippen

• poselství o
• posílat imperfectief / poslat perfectief
• poslání o
• poslice v

Paroniemen

• pošel

Verwijzingen

• Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch / Duits)

Werkwoord

posel

1. mannelijk derde persoon enkelvoud verleden tijd van het perfectieve werkwoord posít
2. mannelijk enkelvoud actief deelwoord van het perfectieve werkwoord posít

Synoniemen

• posil