pollueren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van pollueren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		pollueren			te pollueren
	toekomend		zullen pollueren			te zullen pollueren
voltooid	tegenwoordig		gepollueerd			te gepollueerd
	toekomend		gepollueerd zullen			gepollueerd te zullen
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	polluerend		gepollueerd			ev. pollueer	mv. verouderd pollueert	polluere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	pollueer	pollueert	pollueert	pollueert	pollueert	pollueren	pollueren	pollueren
verleden (o.v.t.)	pollueerde	pollueerde	pollueerde	pollueerde	pollueerde	pollueerden	pollueerden	pollueerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal pollueren	zult/zal pollueren	zult/zal pollueren	zult pollueren	zal pollueren	zullen pollueren	zullen pollueren	zullen pollueren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou pollueren	zou pollueren	zou(dt) pollueren	zoudt pollueren	zou pollueren	zouden pollueren	zouden pollueren	zouden pollueren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij