ploegen
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ploe·gen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ploegen |
ploegde |
geploegd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
ploegen
- ergatief zwoegend, met grote moeite zich ergens heen bewegen
- Ze waren eindelijk door de zandvlakte geploegd en kwamen nu op hardere grond.
- ▸ Pogue en ik vlogen vooruit en raakten verwikkeld in een wedstrijd wie het snelste door de drassige grond kon ploegen.[1]
- inergatief zwoegend zich met grote moeite voortbewegen
- Er werd geploegd en geploeterd.
- overgankelijk land met de ploeg bewerken
- De akker was al geploegd.
Hyponiemen
- aanploegen, afploegen, beploegen, doorploegen, inploegen, omploegen, onderploegen, opploegen, terugploegen, uitploegen
Uitdrukkingen en gezegden
- Daar valt niet mee te eggen of te ploegen
- Met andermans kalf ploegen
terwijl je de hulp van een ander gebruikt, doen alsof je het zelf alleen gedaan hebt
- Op rotsen ploegen
iets doen wat vergeefse moeite is
Vertalingen
2. land met de ploeg bewerken
Zelfstandig naamwoord
ploegen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord ploeg
Gangbaarheid
- Het woord ploegen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "ploegen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Ergatief werkwoord in het Nederlands
- Inergatief werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %