paling
- pa·ling
- Leenwoord uit het ?, in de betekenis van ‘beenvis’ voor het eerst aangetroffen in 1080 [1]
- afgeleid van paal met het achtervoegsel -ing [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | paling | palingen |
verkleinwoord | palinkje | palinkjes |
paling m
1. een langwerpige consumptievis
- Het woord paling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "paling" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "paling" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ paling op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | paling | palingen / palings |
verkleinwoord |
paling
- Sjabloon:vissen paling; een langwerpige consumptievis
paling
- meest, in de hoogste mate
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | paling | palingen / palings |
verkleinwoord |
paling
- Sjabloon:vissen paling; een langwerpige consumptievis
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -ing in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %
- Woorden in het Achterhoeks
- Zelfstandig naamwoord in het Achterhoeks
- Woorden in het Indonesisch
- Bijwoord in het Indonesisch
- Woorden in het Nedersaksisch
- Zelfstandig naamwoord in het Nedersaksisch