ophangen
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·han·gen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van op bw en hangen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ophangen |
hing op |
opgehangen |
klasse 7 | volledig |
Werkwoord
ophangen
- overgankelijk iets in een hangende positie bevestigen
- Ik heb je schilderijtje opgehangen.
- inergatief een telefoongesprek beëindigen
- Hij werd kwaad en hing op.
- overgankelijk aan de galg opknopen
- Hij werd vroeg in de ochtend opgehangen.
Vertalingen
1. iets in een hangende positie bevestigen
2. een telefoongesprek beëindigen
3. aan de galg opknopen
Gangbaarheid
- Het woord ophangen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "ophangen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Sterk werkwoord klasse 7 in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Inergatief werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %