olijf
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands

Uitspraak
- Geluid: olijf (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland, Limburg): /oˈlɛɪf/
- (Vlaanderen, Brabant): /oˈlɛːf/
Woordafbreking
- olijf
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vrucht van olijfboom’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | olijf | olijven |
verkleinwoord | olijfje | olijfjes |
Zelfstandig naamwoord
- (plantkunde) Olea europaea
Olea europaea var. europaea
olijfboom
- (voeding) (fruit) een vrucht van deze boom
- ▸ Vaak deed hij er voor de smaak nog wat tonijn, olijven of tortillachips bij.[4]
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. een vrucht van de olijfboom
|
Gangbaarheid
- Het woord olijf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "olijf" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "olijf" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ olijf op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Plantkunde in het Nederlands
- Voeding in het Nederlands
- Fruit in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %