nationalisme

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·ti·o·na·lis·me
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nationalisme -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het nationalismeo

  1. voorliefde voor het vaderlandse
  2. (politiek) politieke ideologie die stelt dat een staat als politieke eenheid zich moet richten op een specifiek volk als historisch bepaalde sociaal-culturele eenheid
    • Een gematigde vorm van nationalisme kan een land ten goede komen. Aan een meer fervent nationalisme kleven echter veel nadelen. Mensen hechten dan zo’n groot belang aan hun eigen staat of natie dat ze een agressieve oorlog ondersteunen, hun land of volk zwaar willen bewapenen, en de samenwerking met andere landen opzeggen. [2] 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Frans

Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  nationalisme     le nationalisme          

Zelfstandig naamwoord

nationalisme m

  1. nationalisme
    «Une poussée de nationalisme.»
    Een golf van nationalisme.