nieuwsgierig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nieuws·gie·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen nieuwsgierig nieuwsgieriger nieuwsgierigst
verbogen nieuwsgierige nieuwsgierigere nieuwsgierigste
partitief nieuwsgierigs nieuwsgierigers -

Bijvoeglijk naamwoord

nieuwsgierig

  1. verlangend om iets te weten of waar te nemen
    • Wat ben jij toch een nieuwsgierig mannetje... 
    • Misschien zou ik er wel in durven maar wij Palettanen hebben niet zulk zwerversbloed. En wij zijn niet nieuwsgierig naar dingen die wij niet begrijpen. Bovendien, het schijnt in de Vallei der Dwaasheid niet pluis te zijn. Waarom zouden wij het onszelf moeilijk maken? Wij hebben hier altijd geleefd, wij hebben geen behoefte aan avonturen die niets dan narigheid opleveren.' [3] 
Vaste voorzetsels
  1. nieuwsgierig zijn naar
     Waar komt mijn fascinatie voor lopen vandaan? Omdat ik altijd nieuwsgierig ben naar wat er achter de horizon ligt? Is het een vlucht, een zoektocht, bewijsdrift? Misschien een klein beetje van alles, wie zal het zeggen.[4]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen


Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. nieuwsgierig op website: Etymologiebank.nl
  3. Herzen, Frank
    De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 114
  4. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be


Nedersaksisch

Bijvoeglijk naamwoord

nieuwsgierig

  1. nieuwsgierig; verlangend om iets te weten of waar te nemen


Veluws

Bijvoeglijk naamwoord

nieuwsgierig

  1. nieuwsgierig; verlangend om iets te weten of waar te nemen