curieus
Uiterlijk
- cu·ri·eus
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘merkwaardig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1682 [1]
- afgeleid van het Franse curieux (met het achtervoegsel -eus) [2] [3]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | curieus | curieuzer | curieust |
verbogen | curieuze | curieuzere | curieuste |
partitief | curieus | curieuzers | - |
curieus
- verlangend om iets te weten of waar te nemen
- Wat ben jij toch een curieus mannetje...
- vreemd, bizar en daardoor nieuwsgierigheid opwekkend
- Wat een curieus onderwerp is dit, zeg!
- Het woord curieus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "curieus" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "curieus" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ curieus op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be