meeverdedigen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van meeverdedigen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		meeverdedigen			mee te verdedigen
	toekomend		zullen meeverdedigen mee zullen verdedigen			te zullen meeverdedigen mee te zullen verdedigen
voltooid	tegenwoordig		hebben meeverdedigd			te hebben meeverdedigd
	toekomend		meeverdedigd zullen hebben			meeverdedigd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	meeverdedigend		meeverdedigd			ev. verdedig mee	mv. verouderd verdedigt mee	verdedige mee (bijzin) meeverdedige
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	verdedig mee	verdedigt mee	verdedigt mee	verdedigt mee	verdedigt mee	verdedigen mee	verdedigen mee	verdedigen mee
verleden (o.v.t.)	verdedigde mee	verdedigde mee	verdedigde mee	verdedigde mee	verdedigde mee	verdedigden mee	verdedigden mee	verdedigden mee
toekomend (o.t.t.t.)	zal meeverdedigen	zult/zal meeverdedigen	zult/zal meeverdedigen	zult meeverdedigen	zal meeverdedigen	zullen meeverdedigen	zullen meeverdedigen	zullen meeverdedigen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou meeverdedigen	zou meeverdedigen	zou(dt) meeverdedigen	zoudt meeverdedigen	zou meeverdedigen	zouden meeverdedigen	zouden meeverdedigen	zouden meeverdedigen
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	meeverdedig	meeverdedigt	meeverdedigt	meeverdedigt	meeverdedigt	meeverdedigen	meeverdedigen	meeverdedigen
verleden (o.v.t.)	meeverdedigde	meeverdedigde	meeverdedigde	meeverdedigde	meeverdedigde	meeverdedigden	meeverdedigden	meeverdedigden
toekomend (o.t.t.t.)	zal meeverdedigen mee zal verdedigen	zult/zal meeverdedigen mee zult/zal verdedigen	zult/zal meeverdedigen mee zult/zal verdedigen	zult meeverdedigen mee zult verdedigen	zal meeverdedigen mee zal verdedigen	zullen meeverdedigen mee zullen verdedigen	zullen meeverdedigen mee zullen verdedigen	zullen meeverdedigen mee zullen verdedigen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou meeverdedigen mee zou verdedigen	zou meeverdedigen mee zou verdedigen	zou(dt) meeverdedigen mee zou(dt) verdedigen	zoudt meeverdedigen mee zoudt verdedigen	zou meeverdedigen mee zou verdedigen	zouden meeverdedigen mee zouden verdedigen	zouden meeverdedigen mee zouden verdedigen	zouden meeverdedigen mee zouden verdedigen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb meeverdedigd	hebt meeverdedigd	hebt/heeft meeverdedigd	hebt meeverdedigd	heeft meeverdedigd	hebben meeverdedigd	hebben meeverdedigd	hebben meeverdedigd
verleden (v.v.t.)	had meeverdedigd	had meeverdedigd	had meeverdedigd	hadt meeverdedigd	had meeverdedigd	hadden meeverdedigd	hadden meeverdedigd	hadden meeverdedigd
toekomend (v.t.t.t.)	zal meeverdedigd hebben	zal/zult meeverdedigd hebben	zult/zal meeverdedigd hebben	zult meeverdedigd hebben	zal meeverdedigd hebben	zullen meeverdedigd hebben	zullen meeverdedigd hebben	zullen meeverdedigd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou meeverdedigd hebben	zou meeverdedigd hebben	zou/zoudt meeverdedigd hebben	zoudt meeverdedigd hebben	zou meeverdedigd hebben	zouden meeverdedigd hebben	zouden meeverdedigd hebben	zouden meeverdedigd hebben