mees

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mees
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord mees mezen
verkleinwoord meesje meesjes

Zelfstandig naamwoord

mees v / m

  1. (zangvogels) benaming voor kleine weinig schuwe vogels uit de familie Paridae op Wikispecies
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
mear

mees

  1. aanvoegende wijs tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van mear
  2. gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van mear