makreel
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ma·kreel
Woordherkomst en -opbouw
- (erfwoord) via Middelnederlands makereel en Oudnederlands makerel van Oudfrans maquerel (Frans: maquereau) dat vermoedelijk weer teruggaat op een Oudnederlands woord *makelāri; in de betekenis van ‘beenvis’ aangetroffen vanaf 1163 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | makreel | makrelen |
verkleinwoord | makreeltje | makreeltjes |
Zelfstandig naamwoord
makreel m
- (straalvinnigen) bepaalde soort zeevis, Scomber scombrus
, familie van de makreelachtigen zoals tonijn en boniet
Vertalingen
1. bepaalde soort zeevis, Scomber scomber
Gangbaarheid
- Het woord makreel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "makreel" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Oudnederlands Woordenboek
- ↑ makreel op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Erfwoord in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Straalvinnigen in het Nederlands
- Vissen in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %