loot

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • loot
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘boomscheut’ voor het eerst aangetroffen in 891 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord loot loten
verkleinwoord lootje lootjes

Zelfstandig naamwoord

de lootv / m [3]

  1. (plantkunde) nieuw uitgelopen twijg
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
loten

loot

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van loten
  2. gebiedende wijs van loten

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

vervoeging
onbepaalde wijs to  loot 
he/she/it  loots 
verleden tijd  looted 
voltooid
deelwoord
 looted 
onvoltooid
deelwoord
 looting 
gebiedende wijs  loot 

Werkwoord

loot

  1. plunderen