plunderen
Uiterlijk
- plun·de·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
plunderen |
plunderde |
geplunderd |
zwak -d | volledig |
plunderen
- overgankelijk met geweld zich roerende goederen toe-eigenen (uit de woning van) iemand anders
- In de Amerikaanse Senaat zette de Democraat Christopher Murphy onlangs op een rijtje wat de „verbijsterende rooftocht” tot nu toe heeft opgeleverd. Hij zag een „normaliseren” van corruptie op klaarlichte dag, die lijkt op het plunderen van de staatsruif door Poetin en zijn oligarchen. [3]
- Het woord plunderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "plunderen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "plunderen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ plunderen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ www.nrc.nl (13 mrt 2025)
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %