licentiëren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van licentiëren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		licentiëren			te licentiëren
	toekomend		zullen licentiëren			te zullen licentiëren
voltooid	tegenwoordig		gelicentieerd			te gelicentieerd
	toekomend		gelicentieerd zullen			gelicentieerd te zullen
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	licentiërend		gelicentieerd			ev. licentieer	mv. verouderd licentieert	licentiëre
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	licentieer	licentieert	licentieert	licentieert	licentieert	licentiëren	licentiëren	licentiëren
verleden (o.v.t.)	licentieerde	licentieerde	licentieerde	licentieerde	licentieerde	licentieerden	licentieerden	licentieerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal licentiëren	zult/zal licentiëren	zult/zal licentiëren	zult licentiëren	zal licentiëren	zullen licentiëren	zullen licentiëren	zullen licentiëren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou licentiëren	zou licentiëren	zou(dt) licentiëren	zoudt licentiëren	zou licentiëren	zouden licentiëren	zouden licentiëren	zouden licentiëren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij