langsglijden/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van langsglijden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		langsglijden			langs te glijden
	toekomend		zullen langsglijden langs zullen glijden			te zullen langsglijden langs te zullen glijden
voltooid	tegenwoordig		zijn langsgegleden			te zijn langsgegleden
	toekomend		langsgegleden zullen zijn			langsgegleden te zullen zijn
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	langsglijdend		langsgegleden			ev. glij langs glijd langs	mv. verouderd glijdt langs	glijde langs (bijzin) langsglijde
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	glij langs glijd langs	glijdt langs	glijdt langs	glijdt langs	glijdt langs	glijden langs	glijden langs	glijden langs
verleden (o.v.t.)	gleed langs	gleed langs	gleed langs	gleed langs	gleed langs	gleden langs	gleden langs	gleden langs
toekomend (o.t.t.t.)	zal langsglijden	zult/zal langsglijden	zult/zal langsglijden	zult langsglijden	zal langsglijden	zullen langsglijden	zullen langsglijden	zullen langsglijden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou langsglijden	zou langsglijden	zou(dt) langsglijden	zoudt langsglijden	zou langsglijden	zouden langsglijden	zouden langsglijden	zouden langsglijden
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	langsglij langsglijd	langsglijdt	langsglijdt	langsglijdt	langsglijdt	langsglijden	langsglijden	langsglijden
verleden (o.v.t.)	langsgleed	langsgleed	langsgleed	langsgleed	langsgleed	langsgleden	langsgleden	langsgleden
toekomend (o.t.t.t.)	zal langsglijden langs zal glijden	zult/zal langsglijden langs zult/zal glijden	zult/zal langsglijden langs zult/zal glijden	zult langsglijden langs zult glijden	zal langsglijden langs zal glijden	zullen langsglijden langs zullen glijden	zullen langsglijden langs zullen glijden	zullen langsglijden langs zullen glijden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou langsglijden langs zou glijden	zou langsglijden langs zou glijden	zou(dt) langsglijden langs zou(dt) glijden	zoudt langsglijden langs zoudt glijden	zou langsglijden langs zou glijden	zouden langsglijden langs zouden glijden	zouden langsglijden langs zouden glijden	zouden langsglijden langs zouden glijden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben langsgegleden	bent langsgegleden	bent/is langsgegleden	zijt langsgegleden	is langsgegleden	zijn langsgegleden	zijn langsgegleden	zijn langsgegleden
verleden (v.v.t.)	was langsgegleden	was langsgegleden	was langsgegleden	waart langsgegleden	was langsgegleden	waren langsgegleden	waren langsgegleden	waren langsgegleden
toekomend (v.t.t.t.)	zal langsgegleden zijn	zal/zult langsgegleden zijn	zult/zal langsgegleden zijn	zult langsgegleden zijn	zal langsgegleden zijn	zullen langsgegleden zijn	zullen langsgegleden zijn	zullen langsgegleden zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou langsgegleden zijn	zou langsgegleden zijn	zou/zoudt langsgegleden zijn	zoudt langsgegleden zijn	zou langsgegleden zijn	zouden langsgegleden zijn	zouden langsgegleden zijn	zouden langsgegleden zijn