Naar inhoud springen

krankzinnig

Uit WikiWoordenboek
  • krank·zin·nig
  • In de betekenis van ‘gek’ voor het eerst aangetroffen in 1544 [1]
  • Samenstellende afleiding van krank en zin met het achtervoegsel -ig [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen krankzinnigkrankzinnigerkrankzinnigst
verbogen krankzinnigekrankzinnigerekrankzinnigste
partitief krankzinnigskrankzinnigers-

krankzinnig

  1. lijdend aan een ernstige psychische ziekte
    • Een krankzinnige koning was een ramp voor het land. 
  2. overdrachtelijk en afgezwakt: op een vreemde manier zeer opmerkelijk
    • Hij kreeg soms de krankzinnigste vragen te beantwoorden. 
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]