koster
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kos·ter
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het me Latijn, in de betekenis van ‘kerkbewaarder’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1200 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | koster | kosters |
verkleinwoord | kostertje | kostertjes |
Zelfstandig naamwoord
koster m
- (beroep) kerkelijke bediende, die met de zorg van het kerkgebouw, en het vlot verloop van de kerkdiensten belast is
Verwante begrippen
Anagrammen
Vertalingen
1. kerkelijke bediende, die met de zorg van het kerkgebouw, en het vlot verloop van de kerkdiensten belast is
Gangbaarheid
- Het woord koster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "koster" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Deens
Woordafbreking
- kos·ter
Naar frequentie | 1364 |
---|
Werkwoord
koster
- tegenwoordige tijd van koste
Noors
Woordafbreking
- kos·ter
Naar frequentie | 1342 |
---|
Werkwoord
koster
- tegenwoordige tijd van koste
Zelfstandig naamwoord
koster, mv
- onbepaalde vorm nominatief meervoud van kost
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Beroep in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 97 %
- Prevalentie Vlaanderen 94 %
- Woorden in het Deens
- Woorden in het Deens van lengte 6
- Werkwoordsvorm in het Deens
- Woorden in het Noors
- Woorden in het Noors van lengte 6
- Werkwoordsvorm in het Noors
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Noors