kaberdoes

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·ber·does
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kaberdoes kaberdoezen
verkleinwoord kaberdoesje
kaberdoeske
kaberdoesjes
kaberdoeskes

Zelfstandig naamwoord

de kaberdoesv / m

  1. (informeel) goedkope herberg of drinkgelegenheid
     Eens, op een middernacht, reeds lang geleden, in een dier dubbelzinnige, afschuwelijke herbergen uit het voorgeborchte van Antwerpen, in een dier ellendige kaberdoezen, die men nooit meer vergeten kan, heb ik een lied gehoord, een lied van opstand en woede, een lied van vermaledijding en droefenis ...[4]
  2. (informeel) eenvoudig bordeel
     Na de aanloop met magere Stella heb ik van mijn bordeelexperimenten gedurende de afgelopen zes jaren een zorgvuldige comptabiliteit gehouden. Zes jaren en twee maanden, om exact te zijn. Vanaf november 1959 heb ik elke vrijdagavond een andere kaberdoes bezocht met slechts één korte onderbreking in april 1962, toen ik gedurende drie weken met geelzucht het bed moest houden.[5]
Opmerkingen
  • Dit woord is alleen gangbaar in Vlaanderen, Brabant en Limburg. [6]
Schrijfwijzen
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. kaberdoes op website: Etymologiebank.nl
  3. Bronlink geraadpleegd op 1 januari 2021 Weblink bron Kabberdoeskes in: de Stem, jrg. 101 nr. 23555 (24 december 1960), p. 9 kol. 1
  4. Bronlink geraadpleegd op 1 januari 2021 Weblink bron
    Meijere, Victor de
    “Uit mijn land” (1904), Romburgh, Utrecht, p. 151
  5. Bronlink geraadpleegd op 1 januari 2021 Weblink bron Die dag in dat bordeel in: De Nieuwe Stem., jrg. 22 nr. (1967), Drukkerij en uitgeverij Laverman, Drachten, p. 141
  6. Bronlink geraadpleegd op 1 januari 2021 Weblink bron
    Frans Claes
    Reacties : Wat is Vlaams? in: Onze Taal., jrg 65 nr. 10 (oktober 1996), Genootschap Onze Taal, Den Haag, p. 250