kaberdoezen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·ber·doe·zen
Woordherkomst en -opbouw
  • kaberdoes met uitgang -en, waarbij de slotmedeklinker weer stemhebbend wordt

Zelfstandig naamwoord

de kaberdoezenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kaberdoes
     Eens, op een middernacht, reeds lang geleden, in een dier dubbelzinnige, afschuwelijke herbergen uit het voorgeborchte van Antwerpen, in een dier ellendige kaberdoezen, die men nooit meer vergeten kan, heb ik een lied gehoord, een lied van opstand en woede, een lied van vermaledijding en droefenis ...[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 1 januari 2021 Weblink bron
    Meijere, Victor de
    “Uit mijn land” (1904), Romburgh, Utrecht, p. 151