internetwinkelen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van internetwinkelen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		internetwinkelen			te internetwinkelen
	toekomend		zullen internetwinkelen			te zullen internetwinkelen
voltooid	tegenwoordig		geïnternetwinkeld			te geïnternetwinkeld
	toekomend		geïnternetwinkeld zullen			geïnternetwinkeld te zullen
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	internetwinkelend		geïnternetwinkeld			ev. internetwinkel	mv. verouderd internetwinkelt	internetwinkele
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	internetwinkel	internetwinkelt	internetwinkelt	internetwinkelt	internetwinkelt	internetwinkelen	internetwinkelen	internetwinkelen
verleden (o.v.t.)	internetwinkelde	internetwinkelde	internetwinkelde	internetwinkelde	internetwinkelde	internetwinkelden	internetwinkelden	internetwinkelden
toekomend (o.t.t.t.)	zal internetwinkelen	zult/zal internetwinkelen	zult/zal internetwinkelen	zult internetwinkelen	zal internetwinkelen	zullen internetwinkelen	zullen internetwinkelen	zullen internetwinkelen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou internetwinkelen	zou internetwinkelen	zou(dt) internetwinkelen	zoudt internetwinkelen	zou internetwinkelen	zouden internetwinkelen	zouden internetwinkelen	zouden internetwinkelen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij