innerveren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van innerveren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		innerveren			te innerveren
	toekomend		zullen innerveren			te zullen innerveren
voltooid	tegenwoordig		geïnnerveerd			te geïnnerveerd
	toekomend		geïnnerveerd zullen			geïnnerveerd te zullen
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	innerverend		geïnnerveerd			ev. innerveer	mv. verouderd innerveert	innervere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	innerveer	innerveert	innerveert	innerveert	innerveert	innerveren	innerveren	innerveren
verleden (o.v.t.)	innerveerde	innerveerde	innerveerde	innerveerde	innerveerde	innerveerden	innerveerden	innerveerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal innerveren	zult/zal innerveren	zult/zal innerveren	zult innerveren	zal innerveren	zullen innerveren	zullen innerveren	zullen innerveren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou innerveren	zou innerveren	zou(dt) innerveren	zoudt innerveren	zou innerveren	zouden innerveren	zouden innerveren	zouden innerveren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij