host
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- host
Woordherkomst en -opbouw
- van het Engels [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | host | hosts |
verkleinwoord | hostje | hostjes |
Zelfstandig naamwoord
host m
- (informatica) hostcomputer
- gastheer, gastvrouw of presentator van een evenement
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
hossen |
host
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hossen
- Jij host.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hossen
- Hij host.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van hossen
- Host!
vervoeging van |
---|
hosten |
host
Gangbaarheid
- Het woord host staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "host" herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
66 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ host op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
Uitspraak
enkelvoud | meervoud |
---|---|
host | hosts |
Zelfstandig naamwoord
host
- gastheer, gastvrouw
- heerschaar
- groot aantal van iets
- «There is a host of problems with that approach.»
- Er kleven velerlei problemen aan die benadering.
- «There is a host of problems with that approach.»
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Heteroniem in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Informatica in het Nederlands
- Verouderd in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 74 %
- Prevalentie Vlaanderen 66 %
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 4
- Woorden in het Engels met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Engels