homo
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
![]() |
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ho·mo
Woordherkomst en -opbouw
- [1] van Latijn homo [1]
- [2], [3](verkorting) van homoseksueel, in de betekenis van ‘persoon met seksuele gerichtheid op personen van hetzelfde geslacht’ voor het eerst aangetroffen in 1933 [2][3][4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | homo | homo's |
verkleinwoord | homootje | homootjes |
Zelfstandig naamwoord
homo m
- (primaten) mens (als onderdeel van vaste verbindingen ontleend aan het Latijn)
- (lhbt) man die een seksuele voorkeur voor mannen heeft, soms algemener gebruikt voor persoon met een seksuele voorkeur voor mensen van hetzelfde geslacht
- (scheldwoord) iemand die onhandig is of niet bij een groep hoort
- ⚠️ Dit gebruik van het woord roept twijfels op over de gebruiker.
- ▸ Spelers van NAC kregen wekelijks te horen dat ze homo waren, ja ja, een homo uit Breda. Dat bekte namelijk lekker.[7]
- ▸ Waar voorheen vele ‘he homo!’s lukraak door de gangen schalden tegen wie dan ook, iets wat bij hem telkens weer „als een klap in zijn gezicht voelde”, werd dat daarna niet meer gedaan. Alsof ze beseften dat ze het als scheldwoord gebruikten en dat nu niet meer kon.[8]
Synoniemen
- [2] homoseksueel
Hyponiemen
Typische woordcombinaties
- [1] ecce homo
- [1] homo economicus
- [1] homo erectus
- [1] homo faber
- [1] homo habilis
- [1] homo heidelbergensis
- [1] homo homini lupus
- [1] homo ludens
- [1] homo politicus
- [1] homo sapiens
- [1] homo universalis
Afgeleide begrippen
2. man die een seksuele voorkeur voor mannen heeft
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord homo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "homo" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[9] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ homo op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ homo op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "homo" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Weblink bron
Caroline de Gruyter“De zinloze debatten over ‘waarden’” (28 juli 2017) op nrc.nl - ↑
Weblink bron
Jen de Groeve‘Gered’ uit het moederland : Over Kortgeknipt van Kristien Dieltiens in: Literatuur zonder leeftijd., jrg. 32 nr. 106 (zomer 2018), IBBY-Nederland, Amsterdam, p. 168 - ↑
Weblink bron
Kluun“Hij is een homo.” op kluun.nl - ↑
Weblink bron
Iris Hermans“Coming Out Day: ‘Mijn leven is zoveel leuker’” (11 oktober 2018) op metronieuws.nl - ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Frans
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
- (verkorting) van homosexuel
Bijvoeglijk naamwoord
homo
Zelfstandig naamwoord
homo m
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Verkorting in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Primaten in het Nederlands
- Zoogdieren in het Nederlands
- Lhbt in het Nederlands
- Scheldwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %
- Woorden in het Frans
- Woorden in het Frans van lengte 4
- Woorden in het Frans met audioweergave
- Verkorting in het Frans
- Bijvoeglijk naamwoord in het Frans
- Spreektaal in het Frans
- Zelfstandig naamwoord in het Frans