hervormen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • her·vor·men
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
hervormen
hervormde
hervormd
zwak -d volledig

Werkwoord

hervormen [2]

  1. overgankelijk iets grondig wijzigen
    • Cuba is bezig te hervormen. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen