gemeenschappelijk
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: gemeenschappelijk (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /χəmenˈsχɑpələk/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣəmenˈsxɑpələk/
Woordafbreking
- ge·meen·schap·pe·lijk
Woordherkomst en -opbouw
- Afleiding van gemeenschap met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e- [1]
Bijvoeglijk naamwoord
gemeenschappelijk
- waar alle leden van een gemeenschap gebruik van kunnen maken
- Dit zijn de gemeenschappelijke douches.
- waar alle leden van een gemeenschap aan meedoen
- Dit is een gemeenschappelijk project.
- gerelateerd aan meer dan een entiteit
- Dat is een gemeenschappelijke vriend van hun.
- Dat is de gemeenschappelijke grens van Duitsland en Frankrijk.
- ▸ Volgens de Volkskrant behoorde de vertaling van Marianne Molenaar tot de beste boeken van 2019. Op die lijst stond ook de tweede kanshebber, Toon Dohmen met zijn vertaling van Orlando Figes’ Europeanen – Het ontstaan van een gemeenschappelijke cultuur.[2]
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
3. gerelateerd aan meer dan een entiteit
Gangbaarheid
- Het woord gemeenschappelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gemeenschappelijk" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ gemeenschappelijk op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Emilia Menkveld“Vijf Nederlandse vertalers maken kans op Filterprijs 2020” (13 maart 2020), de Volkskrant
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 17
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -lijk in het Nederlands
- Invoegsel -e- in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %