gedicht

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·dicht
Woordherkomst en -opbouw
  • ww: vervoeging van dichten: de stam met omvoegsel ge- -t, zonder -t omdat de stam al op -t eindigt
enkelvoud meervoud
naamwoord gedicht gedichten
verkleinwoord gedichtje gedichtjes

Zelfstandig naamwoord

gedicht o

  1. (dichtkunst) een in versmaat of in dichterlijke stijl opgesteld stuk tekst
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van: dichten…
verbogen vorm: gedichte

gedicht

  1. voltooid deelwoord van dichten
  2. vormt de voltooide tijden
    • We hebben het gat gedicht. 
    • Wie heeft Hallél gedicht? 
  3. vormt de lijdende vorm
    • De maas in de regelgeving wordt gedicht met de nieuwe wet 
    • De tekst werd gedicht door de toneelschrijver Hippoliet van Peene en getoonzet door de componist Karel Miry. 
  4. attributief gebruikt
    • Het gisteren opnieuw gedichte gat in de dijk heeft vannacht gehouden. 
    • De zangeres zingt door haarzelf gedichte en gecomponeerde liedjes. 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be