tijdgebonden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tijd·ge·bon·den
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen tijdgebonden tijdgebondener tijdgebondenst
verbogen tijdgebondenste
partitief tijdgebondens tijdgebondeners -

Bijvoeglijk naamwoord

tijdgebonden

  1. van activiteiten dat ze op een bepaald tijdstip gedaan wordt of gedaan moet worden
    • We moeten ons doelen stellen die specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden zijn.[1] 
    • Avedissian ziet bij zijn kinderen hoe de toekomst zich aandient, waarin door het mobiele internetverkeer plaats en tijd er minder toe doen. Hij ontleent er ideeën aan over een rechtspraak die minder plaats- en tijdgebonden zal zijn. Een digitale zitting in het gemeentehuis, waar de rechtbank Limburg nu mee experimenteert, is een interessante ontwikkeling. Dat kan een hoop reistijd schelen voor de burger. Als de kernwaarden maar overeind blijven.[2] 
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. de Standaard 31 DECEMBER 2016
  2. Tubantia 13-SEPTEMBER-2014