defileren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van defileren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		defileren			te defileren
	toekomend		zullen defileren			te zullen defileren
voltooid	tegenwoordig		hebben gedefileerd			te hebben gedefileerd
	toekomend		gedefileerd zullen hebben			gedefileerd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	defilerend		gedefileerd			ev. defileer	mv. verouderd defileert	defilere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	defileer	defileert	defileert	defileert	defileert	defileren	defileren	defileren
verleden (o.v.t.)	defileerde	defileerde	defileerde	defileerde	defileerde	defileerden	defileerden	defileerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal defileren	zult/zal defileren	zult/zal defileren	zult defileren	zal defileren	zullen defileren	zullen defileren	zullen defileren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou defileren	zou defileren	zou(dt) defileren	zoudt defileren	zou defileren	zouden defileren	zouden defileren	zouden defileren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gedefileerd	hebt gedefileerd	hebt/heeft gedefileerd	hebt gedefileerd	heeft gedefileerd	hebben gedefileerd	hebben gedefileerd	hebben gedefileerd
verleden (v.v.t.)	had gedefileerd	had gedefileerd	had gedefileerd	hadt gedefileerd	had gedefileerd	hadden gedefileerd	hadden gedefileerd	hadden gedefileerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal gedefileerd hebben	zal/zult gedefileerd hebben	zult/zal gedefileerd hebben	zult gedefileerd hebben	zal gedefileerd hebben	zullen gedefileerd hebben	zullen gedefileerd hebben	zullen gedefileerd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gedefileerd hebben	zou gedefileerd hebben	zou/zoudt gedefileerd hebben	zoudt gedefileerd hebben	zou gedefileerd hebben	zouden gedefileerd hebben	zouden gedefileerd hebben	zouden gedefileerd hebben