cunnilingus

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cun·ni·lin·gus
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘het beffen’ voor het eerst aangetroffen in 1984 [1]
  • van Latijn cunnilingus "man die beft" [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord cunnilingus -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de cunnilingusm

  1. vrouwelijke geslachtsdelen likken en kussen
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

53 % van de Nederlanders;
66 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Latijn

Uitspraak
  • IPA: /kun.niˈlin.ɡus/
Woordherkomst en -opbouw
  • samenstellende afleiding van cunni, genitief van cunnus "vrouwelijk geslachtsdeel" en lingere "likken" met het achtervoegsel -us, dus: "likker van het vrouwelijke geslachtsdeel"

Zelfstandig naamwoord

cunnilingus m

  1. man die beft, kutlikker
Verbuiging
Overerving en ontlening