conjugatie
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: conjugatie (hulp, bestand)
Woordafbreking
- con·ju·ga·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘vervoeging’ voor het eerst aangetroffen in 1540 [1]
- Naamwoord van handeling van conjugeren met het achtervoegsel -atie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | conjugatie | conjugaties |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
conjugatie v
- (medisch) binding
- (taalkunde) vervoeging van een werkwoord
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. binding
Paroniemen
Gangbaarheid
- Het woord conjugatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "conjugatie" herkend door:
66 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "conjugatie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ conjugatie op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -atie in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Medisch in het Nederlands
- Taalkunde in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 66 %
- Prevalentie Vlaanderen 85 %