conjugatie

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·ju·ga·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord conjugatie conjugaties
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

conjugatie v

  1. (medisch) binding
  2. (taalkunde) vervoeging van een werkwoord
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen
Paroniemen

Gangbaarheid

66 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen