cohenniseren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van cohenniseren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		cohenniseren			te cohenniseren
	toekomend		zullen cohenniseren			te zullen cohenniseren
voltooid	tegenwoordig		gecohenniseerd			te gecohenniseerd
	toekomend		gecohenniseerd zullen			gecohenniseerd te zullen
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	cohenniserend		gecohenniseerd			ev. cohenniseer	mv. verouderd cohenniseert	cohennisere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	cohenniseer	cohenniseert	cohenniseert	cohenniseert	cohenniseert	cohenniseren	cohenniseren	cohenniseren
verleden (o.v.t.)	cohenniseerde	cohenniseerde	cohenniseerde	cohenniseerde	cohenniseerde	cohenniseerden	cohenniseerden	cohenniseerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal cohenniseren	zult/zal cohenniseren	zult/zal cohenniseren	zult cohenniseren	zal cohenniseren	zullen cohenniseren	zullen cohenniseren	zullen cohenniseren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou cohenniseren	zou cohenniseren	zou(dt) cohenniseren	zoudt cohenniseren	zou cohenniseren	zouden cohenniseren	zouden cohenniseren	zouden cohenniseren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij