carga

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • car·ga
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord carga carga's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

carga v / m

  1. (scheepvaart) lading van een vrachtschip
     De carga van Oost-Indië is goed.[1]
  2. (scheepvaart) document dat beschrijft wat er in een vrachtschip is geladen
      (…) het dreigt eene winstderving te worden voor makelaars en kooplieden, die de carga reeds opsomden, ieder voor zich een zóóveelste.[2]
  3. (beroep) (geschiedenis) vertegenwoordiger van een handelshuis die een scheepslading begeleid en na aankomst op de bestemming zorgt voor de verkoop ervan en de inkoop van een lading voor de terugreis
      Na het vertrek des gouverneurs vertrouwde men het gesag van deesen importanten post aan den secunde Renius, een gewesen carga in den Chineessen handel.[3]
  4. (eenheid) (geschiedenis) (Antillen) maat voor een hoeveelheid handelswaar
     Maïsstokken (paloe maisji) meet men per vaam, dracht of carga, d.i. een bos, die in het midden een omvang heeft van 6 Eng. voet, goed gepakt en ongerekend de meerdere of mindere lengte der stokken.[4]
Synoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1] allemaal goede zuivere carga
    (figuurlijk) eerlijke en duidelijke boodschap

Gangbaarheid

20 % van de Nederlanders;
13 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 3 mei 2020 Weblink bron brief aan N. van Reigersberch (15 augustus 1642) in: Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 13. (1990), Martinus Nijhoff, Den Haag, ISBN 9052160171, p. 373
  2. E.J. Potgieter (ed. Joh. C. Zimmerman)
    Proza 1835-1847. Tweede deel. in: E.J. Potgieter, De werken. Deel II. (1903), H.D. Tjeenk Willink, Haarlem, p. 327
  3. Bronlink geraadpleegd op 3 mei 2020 Weblink bron
    H.C. Vos Leibbrandt & J.E. Heeres
    Memorien van den gouverneur Van de Graaff over de gebeurtenissen aan de Kaap De Goede Hoop in 1780-1806. in: Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 15. (1894), Martinus Nijhoff, 's Gravenhage, p. 219
  4. Bronlink geraadpleegd op 3 mei 2020 Weblink bron
    Herman Daniël Benjamins & J.F. Snelleman (red.)
    “Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië.” (1914-1917), Martinus Nijhoff/E.J. Brill, Den Haag/Leiden, p. 467
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be


Spaans

enkelvoud meervoud
carga cargas

Zelfstandig naamwoord

carga v

  1. (scheepvaart) scheepslading
  2. (techniek) belasting (van een machine)

Werkwoord

vervoeging van
cargar

carga

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van cargar
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van cargar