broccoli

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
broccoli

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • broc·co·li
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘Italiaanse bloemkool’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1800 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord broccoli broccoli's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

broccoli m

  1. (groente) groentesoort verwant aan de bloemkool
    • In alle voortvarendheid vergeten ze één ding: broccoli is vies. Van alle groenten houd ik, behalve van deze. [2]
    • „Je hebt zo’n acht broccolitelers in Nederland, maar toch zie ik in de winkel bijna alleen maar Spaanse broccoli. Ik kan vlees kopen in de supermarkt waarvan ik geen idee heb waar het vandaan komt en hoe het gemaakt wordt.”[3] 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
broccoli broccoli
broccolis

Zelfstandig naamwoord

broccoli

  1. (groente) broccoli


Italiaans

Zelfstandig naamwoord

broccoli m

  1. meervoud van broccolo


Zweeds

Zelfstandig naamwoord

broccoli g

  1. broccoli