bleachen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van bleachen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		bleachen			te bleachen
	toekomend		zullen bleachen			te zullen bleachen
voltooid	tegenwoordig		gebleacht			te gebleacht
	toekomend		gebleacht zullen			gebleacht te zullen
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	bleachend		gebleacht			ev. bleach	mv. verouderd bleacht	bleache
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	bleach	bleacht	bleacht	bleacht	bleacht	bleachen	bleachen	bleachen
verleden (o.v.t.)	bleachte	bleachte	bleachte	bleachte	bleachte	bleachten	bleachten	bleachten
toekomend (o.t.t.t.)	zal bleachen	zult/zal bleachen	zult/zal bleachen	zult bleachen	zal bleachen	zullen bleachen	zullen bleachen	zullen bleachen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou bleachen	zou bleachen	zou(dt) bleachen	zoudt bleachen	zou bleachen	zouden bleachen	zouden bleachen	zouden bleachen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij