Naar inhoud springen

bite

Uit WikiWoordenboek
Versie door Zatev (overleg | bijdragen) op 18 jun 2018 om 10:54 (typo)
vervoeging
onbepaalde wijs to  bite 
he/she/it  bites 
verleden tijd  bit 
voltooid
deelwoord
 bitten 
onvoltooid
deelwoord
 biting 
gebiedende wijs  bite 

bite

  1. bijten
    «The man was bitten on the leg while swimming with a spearfishing group.»
    De man werd tijdens het zwemmen met een harpoenvissergroep in het been gebeten.


enkelvoud meervoud
bite bites

bite

  1. beet


bite v

  1. (spreektaal) lul, pik [1]
  2. (spreektaal) klootzak, lul
    «C’est une vraie bite, ce mec.»
    Die kerel is een echte lul. [1]


  • bi·te
vervoeging
onbepaalde wijs bite
tegenwoordige tijd biter
verleden tijd bet
beit
voltooid
deelwoord
bitt
onvoltooid
deelwoord
bitende
lijdende vorm bites
gebiedende wijs bit
vervoegingsklasse Klasse 1 sterk
opmerking

bite

  1. overgankelijk bijten
    «Hunden bet jenta.»
    De hond beet het meisje.


  • bi·te
vervoeging
onbepaalde wijs bite
bita
tegenwoordige tijd bit
biter
verleden tijd beit
voltooid
deelwoord
bite
biti
onvoltooid
deelwoord
bitande
lijdende vorm bitast
gebiedende wijs bit
vervoegingsklasse Klasse 1 sterk
opmerking

bite

  1. overgankelijk bijten
    «Hunden bit ikkje!»
    De hond bijt niet!


  • bi·te

bite

  1. vocatief enkelvoud van [[bit#{{|no=1}}|bit]][[Categorie:Zelfstandignaamwoordsvorm in het {{|no=1}}]]