klootzak

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kloot·zak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord klootzak klootzakken
verkleinwoord klootzakje klootzakjes

Zelfstandig naamwoord

de klootzakm

  1. balzak, scrotum
  2. (scheldwoord) een vervelende man (die iemand of een groep mensen een gemene streek heeft geleverd)
    • Vliegen sloopt het klimaat, vlees eten is zielig en je bank financiert de wapenhandel. We weten het, maar handelen er niet naar. Omdat we nu eenmaal klootzakken zijn [2] 
    • De Duitsers antwoordden. Aan Franse zijde duurde het niet lang of iedereen had zich verzameld. Ze zouden die klootzakken hun vet eens geven. Het was 2 november 1918. Het was nog niet bekend, maar de oorlog zou nog minder dan tien dagen duren. [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen