bijeenvergaren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van bijeenvergaren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		bijeenvergaren			bijeen te vergaren
	toekomend		zullen bijeenvergaren bijeen zullen vergaren			te zullen bijeenvergaren bijeen te zullen vergaren
voltooid	tegenwoordig		bijeenvergaard			te bijeenvergaard
	toekomend		bijeenvergaard zullen			bijeenvergaard te zullen
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	bijeenvergarend		bijeenvergaard			ev. vergaar bijeen	mv. verouderd vergaart bijeen	vergare bijeen (bijzin) bijeenvergare
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	vergaar bijeen	vergaart bijeen	vergaart bijeen	vergaart bijeen	vergaart bijeen	vergaren bijeen	vergaren bijeen	vergaren bijeen
verleden (o.v.t.)	vergaarde bijeen	vergaarde bijeen	vergaarde bijeen	vergaarde bijeen	vergaarde bijeen	vergaarden bijeen	vergaarden bijeen	vergaarden bijeen
toekomend (o.t.t.t.)	zal bijeenvergaren	zult/zal bijeenvergaren	zult/zal bijeenvergaren	zult bijeenvergaren	zal bijeenvergaren	zullen bijeenvergaren	zullen bijeenvergaren	zullen bijeenvergaren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou bijeenvergaren	zou bijeenvergaren	zou(dt) bijeenvergaren	zoudt bijeenvergaren	zou bijeenvergaren	zouden bijeenvergaren	zouden bijeenvergaren	zouden bijeenvergaren
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	bijeenvergaar	bijeenvergaart	bijeenvergaart	bijeenvergaart	bijeenvergaart	bijeenvergaren	bijeenvergaren	bijeenvergaren
verleden (o.v.t.)	bijeenvergaarde	bijeenvergaarde	bijeenvergaarde	bijeenvergaarde	bijeenvergaarde	bijeenvergaarden	bijeenvergaarden	bijeenvergaarden
toekomend (o.t.t.t.)	zal bijeenvergaren bijeen zal vergaren	zult/zal bijeenvergaren bijeen zult/zal vergaren	zult/zal bijeenvergaren bijeen zult/zal vergaren	zult bijeenvergaren bijeen zult vergaren	zal bijeenvergaren bijeen zal vergaren	zullen bijeenvergaren bijeen zullen vergaren	zullen bijeenvergaren bijeen zullen vergaren	zullen bijeenvergaren bijeen zullen vergaren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou bijeenvergaren bijeen zou vergaren	zou bijeenvergaren bijeen zou vergaren	zou(dt) bijeenvergaren bijeen zou(dt) vergaren	zoudt bijeenvergaren bijeen zoudt vergaren	zou bijeenvergaren bijeen zou vergaren	zouden bijeenvergaren bijeen zouden vergaren	zouden bijeenvergaren bijeen zouden vergaren	zouden bijeenvergaren bijeen zouden vergaren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij