Naar inhoud springen

bespreken

Uit WikiWoordenboek
  • be·spre·ken
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘praten over iets’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • Afgeleid van spreken met het voorvoegsel be-
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bespreken
/bə.'spre.kə(n)/
besprak
/bə.sprɑk/
besproken
/bə.'spro.kə(n)/
klasse 4 volledig

bespreken

  1. overgankelijk een gesprek over een bepaald onderwerp voeren; overleggen
    • Zij bespraken de groeiende spanning rond Iran. 
     Omdat Olaf niet antwoordt, beloof ik hem dat ik de kwestie zal bespreken aan de ontbijttafel.[2]
     Na Casa de Luna trok ik met The Rat Pack weer verder en onderweg bespraken we hoe we het beste konden omgaan met de komende hittegolf van meer dan 42 °C. Om deze enorme hitte te vermijden besloten we ’s nachts te gaan lopen, night hiking.[3]
  2. overgankelijk beoordelen, recenseren
  3. overgankelijk vooruit bestellen
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[4]
  1. "bespreken" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Ronald Giphart e.a.
    “Een familie en een Griekse god” (2023), The House of Books, ISBN 9789044366471
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be